Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen
Nederlandse Vereniging voor Schisis en Craniofaciale Afwijkingen

Heeft u een vraag?

Schrijf de NVSCA

Zoek op de website

Link-pagina

Erfelijkheid

Klinische genetica bij schisis, craniosynostose en andere craniofaciale afwijkingen

Klinische genetica is een medisch specialisme dat zich bezighoudt met erfelijkheidsadvies en onderzoek naar erfelijke ziekten en aangeboren afwijkingen.

Redenen om te worden verwezen naar een klinisch geneticus kunnen zijn: het hebben van een of meerdere aangeboren afwijking(en) en/of een ontwikkelingsachterstand, het voorkomen van een (mogelijk) erfelijke ziekte in de familie of onderzoek naar aangeboren of erfelijke aandoeningen tijdens de zwangerschap.

Het doen van erfelijkheidsonderzoek bij een kind met een craniofaciale afwijking kan enerzijds van belang zijn voor de medische behandeling en prognose, anderzijds om de ouders en/of andere familieleden te kunnen voorlichten over de herhalingskans in een (volgende) zwangerschap.

Bij een bezoek aan de klinisch geneticus zal altijd een anamnese worden afgenomen (medische voorgeschiedenis), een stamboom van de familie worden gemaakt (met speciale aandacht voor het voorkomen van aangeboren afwijkingen, ontwikkelingsproblemen en erfelijke ziekten), en lichamelijk onderzoek worden verricht. Bij het lichamelijk onderzoek wordt gelet op uiterlijke kenmerken (zoals oren, handen, gezicht), groei en de aanwezigheid van aangeboren afwijkingen. Soms worden ook foto’s gemaakt. Het kan in sommige gevallen nodig zijn om aanvullende röntgenfoto’s te maken of een consult bij andere specialisten aan te vragen.

Als er reden is om genetisch onderzoek te doen naar de oorzaak van de craniofaciale afwijking zal meestal wat bloed worden afgenomen, waaruit DNA wordt geïsoleerd. Dit DNA kan dan door middel van verschillende technieken worden onderzocht. Er kan bijvoorbeeld worden gekeken naar de chromosomen (microarray onderzoek), of er kan worden gezocht naar veranderingen in een specifiek gen (een erfelijke factor). Ook kunnen met een vrij nieuwe techniek, exoom of genoom sequencing genaamd, vele erfelijke factoren (genen) gelijktijdig worden onderzocht.

Er volgt een tweede afspraak (telefonisch of op de poli) als er een uitslag is van het genetisch onderzoek. Na het afronden van het erfelijkheidsonderzoek krijgen de ouders of patiënt altijd een brief thuis met een verslag van het onderzoek.

Genetische oorzaken van schisis

Ongeveer 70% van alle mensen met een lip-, kaak-, gehemeltespleet heeft een geïsoleerde schisis; dat wil zeggen, dat er geen bijkomende (aangeboren) afwijkingen zijn, en schisis niet in de familie voorkomt. Deze geïsoleerde schisis erft multifactorieel over: zo’n schisis ontstaat door een samenspel van erfelijke en niet-erfelijke factoren. De herhalingskans in een volgende zwangerschap is dan iets verhoogd, namelijk ca. 3-4%.

Wanneer het gaat om een geïsoleerde schisis (dus een op zichzelf staande schisis), die ook voorkomt bij één of meerdere familieleden, kan de herhalingskans in een volgende zwangerschap hoger zijn. Hoe hoog die kans is, wordt geschat aan de hand van het aantal familieleden met schisis en de graad van verwantschap. Wanneer schisis voorkomt bij meerdere familieleden, is dit altijd een reden te verwijzen naar een klinisch geneticus.

Ook kan een schisis voorkomen samen met andere (aangeboren) afwijkingen. Een combinatie van aangeboren afwijkingen met één onderliggende oorzaak wordt een syndroom genoemd. Er zijn vele syndromen bekend waar een schisis bij kan voorkomen.

Bij een lip-, kaak-, gehemeltespleet is er bij ca. 30% van de patiënten sprake van een syndroom. Bij een gehemeltespleet (palatoschisis) is dit ca. 50%.

Voorbeelden van syndromen waar schisis onderdeel van is zijn het Van der Woude syndroom, het Stickler syndroom, het Treacher Collins syndroom, etc. Wanneer met genetisch onderzoek de oorzaak van het syndroom is aangetoond, kan een uitspraak worden gedaan over de manier van overerven en dus het risico in een (volgende) zwangerschap op een kind met dit syndroom voor ouders en familieleden.

Ook kan een schisis voorkomen bij verschillende chromosoomafwijkingen. Een voorbeeld hiervan is het chromosoom 22q11 deletiesyndroom (ook wel velocardiofaciaal (VCF) syndroom genoemd).

Voor meer informatie zie ook: http://www.erfelijkheid.nl

Genetische oorzaken van craniosynostose

De schedel ontwikkelt zich tussen de 7ste en 20e zwangerschapsweek. De schedel bestaat uit verschillende botdelen met schedelnaden ertussen. Door de schedelnaden is groei van de hersenen en de schedel mogelijk. Bij craniosynostose sluiten één of meerdere schedelnaden te vroeg. Als een schedelnaad te vroeg dicht gaat, blokkeert daar de groei. Ter compensatie zal groei plaatsvinden bij de open naden. Afhankelijk van welke naad te vroeg sluit, ontstaat een typische afwijkende schedelvorm.

De gevolgen van een craniosynostose variëren sterk, afhankelijk van het type. Bij een op zichzelf staande (geïsoleerde) craniosynostose hoeven er naast de afwijkende schedelvorm geen andere problemen te bestaan. Soms is er echter sprake van een verhoogde hersendruk en kan een ontwikkelingsachterstand ontstaan.

Soms kan een craniosynostose onderdeel uitmaken van een syndroom. Een syndroom is een combinatie van verschijnselen met één onderliggende oorzaak. Hiernaar doet een klinisch geneticus onderzoek.

Een geïsoleerde craniosynostose ontstaat waarschijnlijk door een combinatie van erfelijke en niet-erfelijke factoren (multifactorieel). Hierbij is de herhalingskans in een volgende zwangerschap meestal laag (dit hangt ook af van welke schedelnaad/schedelnaden aangedaan zijn).

Bij een syndromale vorm van craniosynostose hangt de herhalingskans af van de genetische oorzaak.

Voor meer informatie zie ook:
http://erfelijkheid.nl/ziektes/craniosynostose
http://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/kinderhoofdjes/craniosynostose.php

Genetische oorzaken van andere craniofaciale afwijkingen

Craniofaciale afwijkingen anders dan schisis en craniosynostose kunnen vele verschillende oorzaken hebben. Sommige zijn erfelijk, en sommige niet.

Voor een individueel erfelijkheidsadvies kunt u zich laten verwijzen naar een klinisch geneticus via uw behandelend arts of craniofaciaal team.

Patiëntenverenigingen:
Schisis Nederland (voorheen: "Bosk")
Laposa

Filmpje “wat doet een klinisch geneticus” (Erfocentrum) op Youtube: https://youtu.be/cgReA1uKMqY

Klik hier voor de kaart met erfelijkheidscentra.